En de boer melkt voort

Het wordt hoog tijd dat de overheid en de zuivelsector verantwoording afleggen over hun bijdrage aan de penibele positie waarin de boeren zich in ons door stikstof gegijzelde landje heden ten dage bevinden; een onmogelijke positie gecreëerd door de overheid in samenwerking met de banken en de grote bedrijven in de zuivelsector. Dat boeren in opstand komen is begrijpelijk, vooral omdat zij niet degenen zijn die verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor deze complexe problemen, maar er wel op aangekeken worden. Zij zijn enkel het resultaat van een economisch beleid dat gesponsord is door de banken en de grote bedrijven in de keten.

Om te achterhalen hoe het zover heeft kunnen komen is het raadzaam om het Nederlands en Europees landbouwbeleid vanaf de tweede wereldoorlog op een rijtje te zetten: Na de tweede wereldoorlog stijgt de vraag naar zuivelproducten en dit heeft een positief effect op het boerenleven. De kleine en regionaal versnipperde zuivelcoöperaties zien kansen om te groeien via overnames en fusies. In rap temp ontwikkelen ze zich tot commerciële bedrijven die op een steeds grotere afstand van hun leden komen te staan. Dat de leden het vertrouwen in de zuivelcoöperaties verliezen is begrijpelijk mede omdat de boeren-bestuursleden niet langer deskundig genoeg zijn om invloed uit te oefenen op het beleid. Hun inspraak wordt overruled door MBA geschoolde managers die in hun jeugd met het hoofd in de studieboeken zaten in plaats van bij de uiers van de koe.
In de jaren ’70 en ’80 groeit de zuivelproductie enorm maar daalt de prijs voor melk tot onder de kostprijs. De EU besluit de boeren tegemoet te komen en stelt een minimumprijs in. Dit heeft een averechts effect en de zuivelsector zit door de melkquotering tientallen jaren op slot met als gevolg de boterberg en melkplas. In Brussel worden drastische besluiten genomen: de melkproductie moet omlaag, er komt een melkquotum per veehouder en het aantal boerenbedrijven in Europa moet verminderen. Voor boerenbedrijven zijn er slechts groeimogelijkheden als quotums worden aangekocht van collega melkveehouders die stoppen. Zo ontstaat er een levendige handel in melkquotums. In 1971 zakken 100.000 boeren af naar Brussel om te protesteren tegen deze praktijken. De demonstratie ontaard in een ware veldslag met duizenden gewonden en één dode.
Vanaf de jaren ’80 veranderd de Nederlandse boerderij in een industrieel bedrijf en de boer in een bedrijfsleider die niet meer op de trekker zit maar achter de computer. Een tijd waarin de marges per kilogram melk steeds kleiner worden waardoor veehouders maar één oplossing zien, het vergroten van hun veestapel. Wederom is de overheid samen met de banken en de bedrijven in de keten er als de kippen bij om de groei te faciliteren. De opkomst van de megastallen is een feit; het begin van intensieve veehouderij die leidt tot de huidige stikstofcrisis.

Waar de boeren eerst gestimuleerd werden om te groeien, worden ze nu weer gedwongen om te krimpen of er helemaal mee te stoppen. Maar stoppen betekent in de praktijk dat de boer eerst moet afrekenen met dezelfde bank die hem jaren geleden pushte om vooral een lening bij hen af te sluiten om zo die mega-stal met luchtverfrissers te kunnen bouwen. Daarom zou het de banken, de veevoeder- en zuivelconglomeraten in de keten sieren als ze hun verantwoordelijkheid nemen en boeren helpen met de transitie naar een duurzaam voedselsysteem waarin de boer een eerlijke prijs betaald krijgt voor zijn producten. Na jaren als speelbal gebruikt te zijn door de overheid verdienen de boeren een prominente rol aan tafel bij Johan Remkes. Niet vanwege de demonstraties maar vanwege het verhaal achter hun verhaal.

Deel deze blog:

Share on linkedin
LinkedIn
Share on facebook
Facebook
Share on twitter
Twitter
Share on whatsapp
WhatsApp
Share on email
Email